106. Huilerig Uitoneeltje - Aan Piet Paaltjens (François Haverschmidt)
Het is triest in de lucht
En hij is het huis uit gevlucht
En de regen pijpt nu met stralen
En in de tranen met tuiten
loopt hij wenend naar buiten
in zijn eentje oneindig te balen
En hij schuilt bij een huis
Van het dak hangt een buis
Daaruit straalt het water van ’t lekken
Hij rilt als een gek
want het stroomt in zijn nek
en dan langs zijn rug tot zijn bekken
En hij kleumt van de kou
En als een lijk is hij grauw
En zijn tranen lijken bevroren
En hij voelt zich een sulen
wil heel hard gaan brullen
maar zijn stem gaat in ‘t ruisen verloren
Stel U voor deze man ongeschoren
En zo vindt hem zijn vrouw
En zij brengt hem heel gauw
weer naar huis om zijn tranen te drogen
Hij is volkomen apathisch
maar niet al te astmatisch
want dat is toch wel overtogen
En ze geeft hem een mes
Dat lijkt een heel rare ges-
te - net of hij zich moet gaan killen
En dan krijgt hij een bak
en een heel grote zak
en mag hij weer uien gaan schillen
En nu de moraal
van dit waterig verhaal
Trouw nooit met een bazige tante
want het panoramá
is een melodrama
met scènes – zeer larmoyante
want huilerig rijmt niet op tante