91. Kunst
Wandelend op een schelpenpad
Zag ik een auto met chauffeuse en passagier
Een modderige zwartzandweg inslaan
Zij koos het ongeplaveide karrenspoor bewust
Op haar gezicht lag weinig rust
Maar twijfel toen zij aan die klus begon
De wielen van haar wagen wentelden in de grond
Geen houvast aan klodders modder die spatten in het rond
Zij en haar gezel zij zwoegden wat zij konden
Naar achter en naar voor – matten en plaids en plankjes
Vermochten niet de wagen te vermurwen – hij bleef gronden
Hulpeloos keken zij naar mij – ik kon niet steunen
Ik zocht hulp verderop – Een trekker trok hen t’rug in ’t oude spoor
Zij trok dus t’rug – Een kunstwerk ging niet door