56. Bode & Burgemeester
Aan Mr. S. Crommelin
Door het grind bij het gemeentehuis liep ik
Ik had een afspraak met de Diepenveense burgervader
Die man had ik nog nooit ontmoet hiervoor
Knarsend kwam het gebouw al stap voor stap mij nader
Ik drukte op de bel; een bode deed mij open
Een kleine man in ’t zwart, hij droeg geen uniform
In zo’n gemeentetje is dat natuurlijk norm
Gaf mij een heel stil teken dat ik achter hem aan moest lopen
Zijn schoenen kraakten nieuw bij het mij voorgaan in de ruime hal
Hij droeg mijn tas, mijn jas en hing die laatste op een haak
Wat heeft zo’n bode toch een nederige maar ook zo’n zorgvolle taak
Of dit als werk een mens zijn hele leven lang bevallen zal
Zijn weids gebaar bracht mij bij een zwaar eiken deur in een heel groot vertrek
Ik zag meteen dit is de burgemeesterskamer
Het zonlicht viel heel stemmig door de bontgekleurde ramen
Met daarop het Diepenveense wapen in goud en sabel lang niet gek
Gaat U toch zitten – zei de bode, en hij reikte mij mijn tas
Ik nam hem aan tussen mijn beide handen
Ik zag hem in de zetel recht over mij belanden
Toen pas zag ik dat hij de burgemeester was …