334. LENTEWEER
De lucht over de jonge dag
diep blauw, zoals het hoort
De zon, nu net boven de kim,
wordt niet in damp gesmoord
En ik ben heel vroeg opgestaan,
gewekt door het morgenlicht
Mijn vrouw ligt rustig, ademt zacht,
een lach op haar gezicht
-----
Ik ga mij douchen, kleed me aan
en scheer me heerlijk glad
Ik trek mijn wandelschoenen aan
en ga meteen op pad
Ik loop door de Draaiomsweg
naar de Oranjelaan
En zie slechts maar één wandelaar
daar met zijn hondje gaan
-----
De zon rijst hoger en de vogels
maken steeds meer lawaai
En boven alle zanggeluiden uit
hoor ik de vlaamse gaai
En ik ga zitten op een bank
om te luisteren naar dat koor
Ik breng niet slechts de vogels dank
ook mijn nog scherp gehoor
-----
Ik zit er wel een stijf kwartier
en wandel dan terug
Ik houd voortdurend in ‘t vizier
de vogels in hun vlucht
En in de tuinen langs mijn pad
vergaren zij het voer
dat voeden moet hun jong gebroed
En een poes ligt op de loer
-----
Als ik dan moe maar heel voldaan
gelukkig huiswaarts keer
tref ik op het terras mijn gade aan
heerlijk in het lenteweer
-----
Dinsdag, 3 mei 2016