297. Komrijmelaar
Een dichtstuk noemt men ook wel dicht, maar vaker nog gedicht
Dat noemt de dichter poëzie, zo’n moeilijk taalbericht
En proza dat is ondicht dan, da’s zeker en gewis
Poëzie en proza samen natuurlijk dicht en ondicht is
Kunt U het volgen nog, lezer of moog’lijk luisteraar
Of denkt U: Deze man rijmt zomaar vreemde dingen bij elkaar
Als U dat denkt, hebt U de keutel bij het schone rechte eind
Ik weet echt niet meer van dichten dan dat het wel eens rijmt
Maar soms ook niet en is zoiets dan echt wel een gedicht
Voor mij is het dan geen gehoor, al heeft het veel gewicht
Ik kan niet uit de voeten met al die definities
Kunstkenners maken over al die zaken de raarste bladnotities
Ik trek mij er maar niets van aan en dat is heus echt waar
Ik ben ook Gerrit Komrij niet, zegt men, maar gewoon een rijmelaar
Al valt bij mij zo’n vellend oordeel toch wel ontzettend zwaar
De Achterhoekse Gerrit Komrij blijft voor mij Komrijmelaar
-----
Commère dat is babbelaarster; dat mag U nu wel weten
Gebabbel heb ik zelf voor het gemak dus maar komm’rij geheten
En dat is de naam van Gerrit: hij deed die naam veel eer
Helaas babbelt de dichter al een hele tijd niet meer
Daarom met deze tekst Gerrit Komrij opnieuw geëerd
Zijn ouwewijvenpraat heeft mij ontzettend veel geleerd
Neemt U van Komrij aan, die slimme Achterhoekse boer
Gelul over wat werkelijk dichten is, blijft slap geouwehoer
-----
Crödde van Niessel – Donderdag, 14-01-2016