224 Wispoëzie XI - Driedeling hoek
Vinding uit vierenveertig
Toen ik de meetkundige reeks had leren kennen
Wist ik dat de constructie mij zou lukken
Zomaar een hoek met passer, potlood, liniaal
Heel zuiver te verdelen in drie gelijke stukken
Het was in vierenveertig, nu zeventig jaar geleden
Ik zal het nooit en nimmer en never meer vergeten
‘k Herinner mij mijn vinding tot op heden
Ik gebruikte de formule ‘Aa’ gedeeld door ‘één min Er’
‘Aa’ stond voor de eerste term en die had ik bepaald op ‘een half’
‘Er’ was de ‘reden’ en die was ‘min een half’ . En het aantal ‘termen’?
Stelde ik op ‘oneindig’ en dat nu was mijn vinding!
Ik overwoog: “‘Oneindig’ blijkt in de praktijk maar vier keer zuiver construeren
De potloodpuntdikte brengt toch ‘oneindigheid’ tot ‘eind’!?
‘Aa’ gedeeld door ‘één min Er’ is ‘een half’ gedeeld door ‘anderhalf’
is ‘één gedeeld door drie’ en dat is dus ‘één derde’”
Ik tekende een hoek en deelde die eerst in tweeën
en zo kreeg ik een halve hoek die ik weer in tweeën spleet
Met het rechterdeel deed ik toen weer, wat ik al eerder deed
Zo kwam ik op ‘één vierde’ plus ‘één achtste’ min ‘één zestiende’ plus ‘één tweeëndertigste’
is ‘elf tweeëndertigste’ en toen bleek mijn overweging juist …!
De breedte van een lijn is nul, maar van een streep toch iets …
En daardoor scheelde aan mijn deelconstructies werkelijk helemaal niets
Na vier keer construeren kon ik tot mijn genoegen
De driedeling van hoeken bij mijn constructies voegen
Ik denkt niet dat men erg blij was met mijn slagen
Welnee, ze zitten mij na zoveel jaar er steeds nog mee te plagen
Ze noemen mijn constructie één bij benadering
Omdat die over strepen en niet om lijnen ging
Maar ik denk bij mijzelf : “Als ik straks mijn ogen heb geloken,
wordt nog altijd over de constructie van de “Grote Kuijk” gesproken”.
Crödde van Niessel