219 Wispoëzie VI - Kunsttoren
Aan mijn wiskundeleraar op de R.H.B.S.–B in de Burgersdijkstraat 1
te Deventer van 1942 – 1945
Ubbo Johannes Knottnerus
ax2+ bx + c = 0
x2+ (b : a)x + c : a = 0
x2+ (2b : 2a)x + c : a = 0
x2+ (2b : 2a)x + b2: 4a2– b2: 4a2+ 4ac : 4a2= 0
(x + b : 2a)2– b2 : 4a2 + 4ac : 4a2 = 0
(x + b : 2a)2= b2 : 4a2 – 4ac : 4a2
x1 2 + b : 2a = +/- V{(b2 – 4ac) : 4a2}
x1 2 + b : 2a = +/- V(b2 – 4ac) : 2a
x1 2 = - b : 2a +/- V(b2 – 4ac) : 2a
x1 2 = { - b +/- V(b2 – 4ac)} : 2a
Hij schrijft dit alles op het bord
Geen klasgenoot weet wat het wordt
’t Lijkt een onneembaar bastion
Het blijkt een onbekendenbron
Van ixen en dat in ’t kwadraat
wat daar in ’t wit geschreven staat
Hij leest ons de tien lagen voor
Bij mij vindt hij een luist’rend oor
Wiskunde wordt tot kunst verheven
door de toren hier op ’t bord geschreven
Kunsttoren: anagram of letterkeer
Met deze naam breng ik hem d’eer
die ik hem eerder al moest geven
niet na zijn dood maar bij zijn leven
In de oorlogstijd gaf hij mij les
Ik zat toen op de haabeejes
Knottnerus, ‘k zal hem nooit vergeten
Helaas, dat zal hij niet meer weten
Ubbo Johannes is hier niet meer
‘k Breng hem te laat mijn laatste eer
Uw dankbare leerling Gerrit Kuijk
Crödde van Niessel