182 Wöörumme
Der zat een goldvink’ in een beumken
’t Was herfst en kold, het beumken schroal
De lucht was blauw, een zunnestroal’
Viel oaver ’t dierken as een dreumken
--------------------------------------------------
Ik keke nöör dat schilderieken
Grepe mien penne en een beuksken
Ging stille zitten in een heuksken
Um mien geluk te loaten blieken
------------------------------------------------------
Wöörumme hold ik dat nieet bie mien
Wöörumme mot dat op papier
Wöörumme mot dat noe noa buten
Wöörumme hold ik dat nieet hier
--------------------------------------------------------
Eerstens: papier is het geduldigst nog
En tweedens doo’k het umme toch
---------------------------------------------------------
Herdicht op moandag, 27 juni 2011