127 Telefoongesprekken

> Categorie: KONINKRIJK KONKELFOES Gepubliceerd: woensdag 19 oktober 2011

De zes bruggen in Groningen waren snel genomen, trouwens onder heel veel belangstelling van de walkant. De woonschuiten waren nauwelijks bewoond, leek het. De bosschages aan het Emmaplein leken goud en kleurrijk in deze herfst. Om één uur meerden ze af in de Oosterhaven. Vandaar konden ze maandag zo het Eemskanaal opvaren.

Jan en Jelle namen voorlopig afscheid. Maandag zouden ze om negen uur terugzijn om verder mee te varen naar de scheepswerf bij Delfzijl. De loopplank werd uitgelegd en de jongens gingen aan wal. Top besloot eerst maar eens een paar telefoongesprekken te voeren, eentje met Krottmer en het tweede met het thuisfront. De telefooncel was op de kade. Hij zag dat aan de overkant van de straat een herenhuis ‘leurde’ met ‘studentenkamers met kookgelegenheid’. Jos zocht nog woonruimte in Groningen, voor het geval hij meer dagen achtereen college moest lopen. Hij kon er straks wel even achteraan gaan.

In de cel draaide hij het nummer van Peter en Ineke. Hij kreeg Johan aan de lijn. Die vertelde dat alles op het eiland prima verliep. Hij gaf hem door aan Ineke. Haar stem klonk heel gelukkig. Ze vertelde dat ze veel wandelden en genoten van de rust en de stilte en ze vertelde dat zij en Peter de plannen voor een ‘zuiver gemeenschappelijke stichting’ in concept voor elkaar hadden en dat ze die met Hem, Tine en Jos, als deelhebbers, wilden bespreken. Verder zei ze dat de verhoudingen met Mientje, Johan, Rietje en Henk heel goed waren, dat de samenwerking uitstekend was. Top zei dat hij blij was dat te horen, want dat coöperatie alleen mogelijk was bij passende gelijkwaardige verhoudingen. Toen nam Peter de ‘lijn’ over. Hij zei dat Ineke en hij ‘morgen’ met de jeep naar de stad zouden komen. Ze wilden om tien uur aan de Oosterhaven zijn. “Goat wiej eerst koffie drinken op de Grote Märkt”.

Toen belde Top met thuis. Hij kreeg Oma aan de lijn. Ze vroeg dadelijk hoe de vaart geweest was. Top vertelde alles zo nauwkeurig mogelijk. Hij hoorde Oma meegenieten.

Met haar was ook alles prima. In het weekend waren ze er allemaal geweest: Erna, Hans en Gerrit hadden herfstvakantie. Die kwamen ieder dag helpen op de bedrijven. Teun, Guus, Mientje en Welmoed kregen nog vakantie. De kinderen hadden allemaal goede herfstrapporten. Ze had hun, zoals afgesproken, allemaal hun maandelijkse toelage uitbetaald. Verder had Wim Scholten opgebeld. Die had aanwijzingen voor geld vastzetten op Zwitserse banken. René, Hans en Eddy misten Tine en Top enorm.

Top zei dat de mannen nog een weekje geduld moesten oefenen, want dat hij pas vrijdag de vijftiende weer thuis zou zijn.

Na het gesprek, het was ongeveer twee uur zag hij op zijn horloge, wilde hij weer aan boord gaan, maar buiten de cel liep hij een man tegen het lijf die hij niet kende. De man zette zijn fiets op de standaard en stak hem de hand toe: “Buiter, burgemeester van deze prachtige stad, aangenaam”. “Meester, schipper van dit prachtige schip, aangenaam”. Ze schudden elkaar hartelijk de hand. Top nodigde de heer Buiter aan boord. Hij stelde de burgemeester voor aan Tine en Jos. Tine vroeg meteen of ‘Meneer Buiter’ koffie of thee wenste. Meneer koos voor koffie. Ze gingen gezellig bij elkaar zitten.

De heer Buiter vroeg hoe hun vaart geweest was. Top vertelde uitvoerig dat ze een schitterende week achter de rug hadden met af en toe zelfs bijzonder leuke gebeurtenissen!

De burgemeester luisterde aandachtig. Toen zei hij: “U hebt onderweg nergens moeilijkheden gehad?” – “Nee”. – “Dan heeft de politie zijn taak goed vervuld”, zei Meneer. “Ik zal het U maar zeggen. Geen van Uw ‘avontuurtjes’ was toeval, mensen. U staat voortdurend onder bewaking. Zelfs Uw beide journalisten zijn politiemensen!”

Top, Tine en Jos zaten perplex. Ze begrepen er helemaal niets van!

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk