Pionnen onder de Preekstoel 18

> Categorie: Pionnen onder de Preekstoel Gepubliceerd: vrijdag 04 maart 2011

PIONSOFIE                                                                                     

Ze hadden licht getafeld. Nu lagen ze naast elkaar op hun veldbedden op het overdekte terras met de handen onder het hoofd luierend te luisteren naar de sprookjesdisk die Bob opgezet had. Het was een cd met de beste verhalen van de grootmeester in het sprookjes verzinnen en vertellen Gerrit de Fantast, ingesproken door de schrijver zelf.

“De plaat brengt het volledige antwoord op je waaromvraag”, had Bob gezegd, toen hij hem oplegde.

 

“Er was eens een land hier ver vandaan, Schaakmanië geheten. Het was zo klein dat er slechts tweeëndertig mensen wonen konden. Het lag op een eiland midden in de Stille Oceaan, zodat men er nooit een ander geluid hoorde dan dat van de ruisende zee. Precies vierkant was het. Strakke rechte dijken lagen erom. Zo was het beschermd tegen overstromingen, die overigens nooit voorkwamen. Lang, heel lang geleden was het eiland in vierenzestig vierkante stukken grond verdeeld, elk met een eigen afwatering, want het lage vlakke land was erg drassig en moeilijk door de boeren, zogenaamde pionnen, te bewerken. De grond was eerlijk verdeeld, aanvankelijk tenminste, toen de twee rassen die het land bevolkten, elkaar nog niet discrimineerden en islamiseerden. Iedere bewoner bezat twee akkers, een gelig getinte onvruchtbare en een donker zeer vruchtbare akker. Er heerste rust en vrede, tot opeens, zomaar, de oude koning overleed en zijn tweelingzoons ruzie kregen over de erfopvolging: wie zou wat aan geld erven en welke erven zouden zij erven!? Bovendien wilden beiden persé koning zijn, kost wat kost.De ene prins was wit, de ander zwart. De witte mensen kozen partij voor de witte man. Hij kreeg de witte dame, de witte torens, de witte paarden, de witte lopers en de witte boeren achter zich. De zwarten kozen uiteraard voor de zwarte prins.Nu moet men goed bedenken dat tot dan verschillende benamingen enkel verschillende functies aangaven; ze zeiden niets over het menszijn op zich. Alle mensen hadden de zelfde plichten en rechten. Ze waren volledig gelijkberechtigd. De vier torens dankten hun naam aan het feit dat ze op de vier hoeken, waar de strakke dijken samen kwamen, loerden of koerden over de zee, ze hadden ook koerhuizen kunnen heten. Zij moesten tijdig de koning waarschuwen, als er van buiten gevaar dreigde, ook al wisten ze niet wat dat was. De lopers waren de renboden die over het land renden om boodschappen door te geven. Het waren echte landlopers. De paarden waren de ruiters die voorafgingen aan de koning, als deze met zijn dames uitreed over de dijken. De dames verzorgden de huishouding van alle ingezetenen en zij vonden dat heel gewoon. Kinderen hoefden zij niet te baren, want er ging nooit iemand dood, enkel de koning kon sneuvelen. Dat heette “de koning omleggen”.En de pionnen waren de boeren. Zij bewerkten ijverig hun vruchtbare aarde om te zorgen dat iedereen zijn natje en zijn droogje op tijd kreeg. De koning was dus plotseling ‘omgelegd’. Daardoor veranderde de hele gang van zaken. En welk een persoonlijkheid was heengegaan! Eenzaam en machtig had hij geregeerd vanuit zijn paleis op de dijk. Hij was niet een van de tweeëndertig, maar de drieëndertigste, naar men nu plotseling wist De Allerhoogste, De Schaker, De Grootmeester! Hij werd plotseling tot God verheven. Daarmee begon de ellende! …   

       

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk