Pionnen onder de Preekstoel 14

> Categorie: Pionnen onder de Preekstoel Gepubliceerd: maandag 28 februari 2011

Hij monsterde haar van voeten tot hoofd, terwijl het puntje van zijn tong zich horizontaal bewoog tussen snor en baard.

“’k Kon beiter U keur'n”, zei hij geknepen. “Der mekeert niks an”.

Het schaamrood steeg haar naar de kaken, maar ze durfde niets te zeggen, uit vrees dat ze de zaak erger maken zou.

Hij nam haar fiets over, reed er een eindje op, remde; zijn voeten trapten zinloze cirkels terug, want de fiets liep gewoon door.

“Beduvelde remm’n”, mompelde hij. De fiets kreeg ze terug. Nog eens liep hij naar achteren: “Geen reflector, spatbord bruin in plaats van wit”, was zijn conclusie. Al die tijd had hij boekje en pen in de hand gehouden. Nu schreef en praatte hij: “Voertuig in ondeugdelijke staat.”

Smekend keek zij hem aan, zag dat hij niet onontvankelijk was voor haar zielige blik. Maar zijn mooie bruine ogen verhardden.

“Naam?”

Even twijfelde ze: vals of echt? Toen zei ze zo timide mogelijk haar naam: “Weekamp, Ada”.

“Mooie naam! Adres?”

“Kerkplein 1”. Ze wees naar het dorp, een vier kilometer noordwaarts. Hij noteerde.

“Wat gaat me dit kosten? - gebaar naar de fiets -. Ik heb het verkeer toch niet in gevaar gebracht; bovendien heb ik gisteravond mijn auto in puin gereden, nou, in puin … ; het is toch een schade en nou dit nog”, probeerde ze.

“Wet is wet, reglement is reglement. Zo is het spel, zo zijn de regels”, - hij wees naar haar en naar zichzelf – “en zo moet het dus gespeeld worden volgens Vadertje Staat. Geboortedatum en –jaar?”

“Eenendertig juli negentienhonderd en vijfenzeuventig”.

“Beroep?”

“Secretaresse bij Gala De Vree”. Ze zei het met enige trots. “Secretaresse is voldoende”.

Zijn boekje borg hij op.

“Nou maar loop’n juffrouw, netjes met de fiets aen de ‘and”.

“War gaat me dit kosten?” Ze vroeg het nog een keer.

“Laa’k ’s kaik’n”.

Opnieuw pakte hij zijn boekje. “Bel, rem, spatbord, rood glaesje, je kunt beter een glaesje rood ‘ebb’n, haa-haa-haa”, terwijl hij lachte en haar guitig aankeek, “da’s een dikke honderd euro, as’t voorkomt; € 75, as U ’t skikt, dat wil zegg’n, as de juffer nu afreikent”.

“Okee”, zei ze meteen, blij dat ze geen valse naam opgegeven had. “Mag het met een giro-overschrijvingsbewijs?”

Hij tikte tegen zijn pet: “Dat is ouk kontant. Bedrag en handteikening is genoeg; de rest doen wij”. Hij leek een leverancier die op commando bedient. Ze vulde het in.

“Pasje graeg … Klopt; ik dacht daernet eiv’n: die juffrouw geift een valse naem op. Zo ziet U maer weer, ’n meins kan te slecht van ’n ander deinken. En denk erom; loup’n. Ik gae ‘ier zo links af – hij wees naar de zijweg - , dus kan ik U een ‘eel end volgen. Hier stond vroeger een bord met “Let op den zijweg!”, dus zou ik dat maer doen, as ik U was”.

Na “Een goede morgen” stapte hij op en sloeg links af. Met de fiets aan de hand zeulde zij tegen de wind in met de zon recht in het gezicht.

“Rot vent”, mompelde ze bij zichzelf, “naar de letter van de wet bekeuren. Aap in uniform, goed gedresseerde orang-oetang”.

Ze keek nog eens om en naar rechts. Vrolijk zwaaide hij naar haar; inderdaad hield hij haar in de gaten. Ze sjouwde en sjouwde tot hij bijna een stip was geworden en ze zeker wist dat hij niet meer kon zien of ze liep of fietste.

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk