Pionnen onder de Preekstoel 81

> Categorie: Pionnen onder de Preekstoel Gepubliceerd: donderdag 05 mei 2011

… … Eerlijk gezegd was hij na het lezen blij geen onafhankelijke en voor het leven benoemde rechter te zijn, die over het optreden van deze jonge mensen een oordeel zou moeten vellen. Hij raakte namelijk in een moeilijk parket, want ondanks de gepleegde wandaden stond hij na het lezen als mens volledig achter deze voornamelijk uit vrouwen bestaande groep. Bovendien waren de overtredingen in twaalf van de negentien bestaande arrondissementen begaan, maar alle in zijn gebied georganiseerd en uitgewerkt. De Vree was wel het brein achter deze clan. Van zijn, Clerckx’, handelen tegenover de organisator hing veel af: het zou een voorbeeld voor de andere officieren zijn. Een aantal punten over de aanklacht die De Vree over zichzelf opgesteld had, bleef onduidelijk, onder andere wie de personen waren die zich achter de pseudoniemen verscholen. De officier van justitie wist niet anders te besluiten dan intern beraad te houden om zodoende enkele adviezen te kunnen inwinnen. Aldus geschiedde.

 

Op de derde september belde hij De Vree en maakte een afspraak met hem voor vrijdag de vijfde. Bob gaf datum en uur aan Ada door, die met twinkelende ogen die gegevens in zijn agenda noteerde. Toen hij daarna op het dorp kijken ging hoe het met de verbouwing stond, voerde Ada vele korte telefoongesprekken, waarin veel aanwijzingen als “distinctieven verwijderen” en “maak er een leuk spelletje van” voorkwamen. De ‘Vaderlandse Omroep Stichting’ belde zij het laatst. Na de telefoontjes ging ze lachend verder met haar administratie.

 

Vrijdag, vijf september. Toen te veertien uur de heer Bob de Vree zich bij de griffie van de rechtbank meldde, vertrokken van de rand van de residentie zevenentwintig dames en één heer te voet naar de binnenstad Ada Weekamp ging aan het hoofd, in negen rijen van drie volgden de anderen in pittige mars, Karel Rosman links op de eerste rij. Een rijdende camera van de V.O.S. begeleidde de lichtblauwe groep door de straten. Toeschouwers bleven staan, begonnen mee te lopen, toen zij op de open bloezen van de vrouwen in rood het woord “PION” ontdekten, want zij verwachtten iets. Zo trok een groeiende massa lachend, pratend en juichend op naar het gerechtsgebouw.

Onwetend van dit alles zat Bob de Vree in de kamer van Meester Clerckx.

De officier had een lijstje gemaakt van de punten die hij toegelicht wilde hebben. Hij zat achter zijn bureau als de god Janus, want het lachen om deze hele geschiedenis stond hem na, maar de situatie vereiste uiterste ernst, zodat hij twee gezichten toonde.

 

“Meneer De Vree, U geeft deze hele affaire bij mij aan. Weet U niet dat U aangifte moet doen bij de politie in de plaats waar U de overtredingen geconstateerd heeft?”

“Jazeker, meneer de officier, ik wens dat U vaststelt dat de voornaamste aanklacht, die van met voorbedachten rade voorbereiden van dit straattoneel, tegen mij gericht moet zijn, dat ik zo niet het brein dan toch de drijfveer achter de actie ben”.

“U spreekt van straattoneel, niet van straatschennis, meneer De Vree. Betekent dit dat het geheel voor U niet meer is dan een spel?”

“Dat ligt eraan hoe U het woord ‘toneel’ op vat, meneer. Is de straat de plaats waar iets belangrijks voorvalt waar aller ogen op gevestigd zijn, dan is de straat het toneel van wat er zich afspeelt. Is het geheel dan een spel? Indien het voor alle partijen goed afloopt, ja. Ziet U toneel enkel als vermaak en denkt U aan een schouwburg, dan is het antwoord zeker “ja”. U mag uit het woord straattónéél opmaken, dat wij door het spel de ogen op onszelf en onze zaak gericht hebben”. … …

 

 

Wij gebruiken één cookie, die essentieel is voor het functioneren van deze website. Lees meer: Privacy & cookies.

  Ik accepteer deze cookie.
EU Cookie Directive plugin by www.channeldigital.co.uk