Pionnen onder de Preekstoel 68
… Spijker vergeleek het laatste met de misdaden op grote schaal door droge en natte terroristen begaan en hij kon slechts glimlachend vaststellen, dat het optreden van de ‘nepagenten’ voor hem althans een ware verademing was te midden van al het andere onrecht.
“Deze mensen”, besloot hij, “willen de aandacht vestigen op zichzelf en op iets wat wij nog niet kennen, maar zij zullen zich aan ons openbaren. In ieder geval is hun hele optreden een mooie blikvanger en dat is vast en zeker de bedoeling. Ik kan mij slechtere illegale middelen voorstellen, ook al heiligt het doel deze net zo min, maar hier kan ik tenminste blijven lachen. Ik dank U voor Uw aandacht”.
In huize De Vree begonnen na deze woorden Ada en Bob spontaan te klappen. “Spijker wil geen veronderstellingen maken”, zei Bob. “Ik wed dat hij daarmee verduiveld dicht bij het werkelijke doel van onze actie komen zou. Jammer, dat wij hem geen gegevens mogen toespelen daarover; ze zouden aan hem welbesteed zijn. Is het je opgevallen dat hij jouw opvatting, dat er bij een gerechtelijke vervolging alleen misbruik maken van het uniform overblijft, deelt? Die man heeft PI. Ik vind dat we hem een uitnodiging voor de opening sturen moeten. Hij verdient het”.
“Dat is dan de laatste die ik in ons systeem bijschrijven zal”, lachte Ada. “Ik ben het volstrekt met je eens dat hij er zijn moet!”
Ze stond op en ging aan het werk. Hij kon niet anders doen dan haar voorbeeld volgen, want vele vellen van het dossier, waarin hij zichzelf beschuldigde, moesten nog gevuld worden. En het was al de veertiende augustus. Morgen, de vijftiende, kwamen de vriendinnen terug met het geld, overschrijvingsformulieren en gegevens die misschien de moeite van het verwerken waard waren. Dan moesten de medewerksters verdeeld worden over de Magnaatmotels om althans iets van het hotel- en restaurantwezen te leren. Inwendig lachend ging hij aan het werk, omdat de dwaze wilde idee, die in hem opgekomen was, tot een rivier gebed was en uitmonden zou in ruim, rustig water, vaarwater wel te verstaan. Over de loop van het recht maakte hij zich geen zorgen, want hij wist wat hij gedaan had. Zijn doel: mensen van rang en stand onder zijn preekstoel, zijn kansel te verenigen, niet één maal, maar met een wekelijkse frequentie, zou bereikt worden, dat voelde hij.
Zo te horen had de minister-president het college van Professor Spijker op den Kop goed gevolgd. In het wekelijkse “Gesprek met de minister-president” kwamen dezelfde opvattingen naar voren, die de hoogleraar huldigde. De eerste minister voegde er een opmerking aan toe, die het publiek tot nadenken, maar de vrienden van “PION”, die allen in de meest vreemde houdingen die vrijdagavond in Bobs woonkamer naar de televisie lagen of zaten te kijken, tot grote vreugde stemde.
“Een dergelijk optreden kan, als het lang duurt, de vaderlandse samenleving erg ontwrichten. Denk erom, ik zeg niet dat er al van een ontwrichting sprake is. In een enkel geval wilde een delinquent geen gevolg geven aan een sommering van een politieagent te stoppen. Eén keer moest zelfs een overtreder mee naar het bureau genomen worden, omdat hij volhield te geloven met pseudopolitie te maken te hebben, maar dat zijn incidentele gevallen. Op de lange duur weet niemand meer waar hij aan toe is. Dat leidt tot spanningen, opstandig optreden. .. Pseudopolitie, staak Uw amateurwerk. ! Nu! .. Laat politiewerk aan de daartoe bevoegde instanties over! … Maak Uw schuld niet groter!....”.
De rest van het gesprek ging aan “PION” voorbij. Ze barstten in lachen uit. Dat ging over in gejuich… : het optreden was immers voorbij.
Nog diezelfde vrijdagavond werd voor ieder de weg naar het volgende tussenstation uitgestippeld. Dat was het leren bedienen van gasten, het klaarmaken van drankjes en hapjes, de begeleiding van gasten … . Tot diep in de nacht bleef de groep bijeen, genietend van elkaars verhalen over de geslaagde week … . Zij waren allen één!