Armezeer
Onmiddellijk bel ik nu Jantine, want die kan boekbinden. Ik heb tante Dien immers beloofd dat ik zal proberen dit door de tijd aangevreten antieke werkje door een deskundig iemand te laten 'restaureren'. Jantine blijkt bereid het uiterlijk van dit werkje te beoordelen. We zullen wat later een afspraak maken. Nu kan ik beginnen met het lezen van de eerste vertelling: 'Neister Martjen'. Die naaister heet eigenlijk Martha Sleevaart. Ze is wat gebrekkig, maar niet ongelukkig. Rijk is ze zeker niet, want ze wordt van de 'armen' begraven. Toch blijken er in haar linnenkast honderden guldens gespaard te zijn. Ik lees: "Later komt de armezeers um 't een en ander te bepraoten van de begraffenisse en dinge. Daornao deut (doet) vrouw Klamp eur (hun) de kaste van Martjen lùs (open) en de now (nu) verzamelde arfgenamen vindt en (een) pampierken, dat, God weet hoo (hoe) lange, tusschen 'n stapel hemde hef 'zetten. Daor steet (staat) op: "Zoek alles goet naa in deese kaste; daar moed zoo wat honderd guldens in weezen."'
Verder lees ik nog niet. Mijn ogen worden getrokken door 'armezeers'. Dat moeten leden van een armbestuur zijn. Zijn ze van de gemeente? Dat moet dan Lochem geweest zijn. Of zijn ze van de Hervormde Kerk. In dat geval is armezeers een ander woord voor diakenen, want die deden de armenzorg. Ik houd het op het laatste.
Waar komt armezeers vandaan? Ik pak een kladblaadje en probeer terug te redeneren: armezeer - armoezeer - aarmoezeer - ... . Dan zie ik plotseling verband, en ik schrijf in één beweging als het ware: aalmoezeer - aalmoezneer - aalmoezeneer - aalmoezenier. Ik bekijk die reeks woorden nog eens en ... ik ben tevreden. Ik leun achterover. Nu moet ik mezelf controleren, want ik heb dit woord nooit eerder ontmoet. Ik zoek 'diaken' op in het 'Woordenboek Nederlands Twents' van Mr. K.D. Schönfeld Wichers. Op bladzijde 170 vind ik: diaken, nw, dieäaken; oarmezeer, m, -s, -kn. Mijn dag kan niet meer stuk. Ik heb opnieuw het wiel uitgevonden. Moet ik dat aan mijn lezers vertellen? Natuurlijk! De herontdekking van dingen is van enorm belang voor de eigenwaarde van de mens. Ik schrijf nog even verder op mijn blaadje - neister Martjen komt later wel weer aan de beurt -: Latijn - elemosina - gift of gave - Frans - aumône - Duits - Almosen - Nederlands - aalmoes. Over de veldprediker en de aalmoezenier in het leger praat ik maar niet. Die spreken voor zichzelf. Ik blijf met een vraag zitten: Hoeveel eeuwen heeft het geduurd voor de brenger van de goede gaven, de aalmoezenier, een armezeer geworden is? Of is die verbastering snel gegaan? Dit is een mooi onderwerp voor een proefschrift. Daarom moet ik er nu maar eens stukje aan wagen, als schot voor de boeg.