Reren
Op de camping. Zitten in een gemakkelijke stoel. Uitzicht over de weerden langs de IJssel. Grazende roodbonten in het nog merkwaardig groene malse gras bij deze uitzonderlijke hitte en droogte. Dit tafereel zou op een schilderij even goed langs de Berkel, de Schipbeek, de Regge, de Vecht vastgelegd kunnen zijn: een Gelders-Overijssels beeld.
Links het speeltuintje met sommige attributen slechts voor kinderen van 0 - 6 jaar. Het ligt in de schaduw, maar niet te dromen. Een vijftal kleuters is druk in de weer, ook met de hoge stemgeluidjes. Het stoort de rust en de stilte op deze camping niet. Ik zie dat in de zandbak hevig met het stoffige zand gesmeten wordt. Een peuter van een jaar of twee krijgt een zanddouche vol in het gezicht. Het meisje begint vol overtuiging schreeuwend te huilen. Een moeder in bikini komt snel aangerend. Ze pakt het 'wicht' op, want aan haar stem te horen is ze een Nedersaksische: "Wat is ter dan, wichien, iej motten toch neet zoo reer'n? Hepsoe ( Hebt ze oe ) zandindoog'n'gooid ( zand in de ogen egooid )? Dat zal in oew lèèv'n wel vakeder 'beur'n. Kom mar, goade wie noa de tente." Op dat moment beginnen de koeien in de uiterwaarden instemmend en eenstemmig te loeien. Soms halen ze hoog en 'rerend' uit, als het 'reren' van de peuter zoëven. En dan is dit tafereel plotseling Middeleeuws of Middel-Nederlands-Nedersaksisch. Toen reerde een koe in deze streken immers nog; zij loeide nog niet. Ja, in Engeland reert zij nog: de cows are roaring. De koeien loeien. 'To roar' is loeien. In 'roar'is duidelijk te horen dat dit woord klanknabootsend gevormd zijn moet.
"Can you tell me de way to the city?" Ik word door dat Engelse geluid ruw in mijn overpeinzing gestoord. Ik ga staan en wijs de Engelsman de weg naar het pontje, dat praktisch in de binnenstad afmeert. "Those cows, they are roaring with laughter", zegt de man in het verdergaan, en hij wijst naar de strakblauwe hemel. Ik begrijp hem. "De koeien schateren van het lachen", natuurlijk vanwege het mooie weer. Terwijl ik ga zitten, nemen 'reren' en 'roar' ook hun plaats in. Ze moeten eens even rusten, want het zijn levende woorden uit twee verwante talen, die voortdurend in werking zijn. Het is dan nu ook heel stil op de camping. Maar daar gaat het al weer: loeiende koeien, lachende koeien, lachende kinderen, huilende kinderen; het 'gereer' is niet van de lucht. En ik geniet van mijn sprekende schilderij.
"De koffie is bijna klaar", klinkt het uit de caravan, "maak het tafeltje even vrij, als je wilt". Even later daalt mijn vrouw voorzichtig af uit de wagen. Ze zet het blad met de kopjes op tafel. Ik zie de ronde doos die er opstaat en ik 'roor' plotseling ofwel ik schiet in een schaterlach. Mijn vrouw weet niet hoe ze het heeft. "Heb ik iets geks aan of zo?" Als ik uitgelachen ben, leg ik het haar uit. "Wat staat er op die doos? 'La vache qui rit', 'De lachende koe'. 'Rit' komt van 'rire', niet waar? Er 'reerde' hier een kind. De koeien 'reerden' van plezier. Een Engelsman, die kwam hier net langs, liet ze 'roar'-en vanwege het schitterende weer; en jij brengt 'rire'-nde koeien mee bij de koffie. "Ja, ik dacht dat je nu wel wat zout gebruiken kon". Dan vertel ik haar, dat ik het zo leuk vind, Dat 'De lachende koe' tegelijkertijd 'De loeiende koe' betekenen kan en 'De huilende koe'.
Zou de bedenker van 'De lachende koe' beseft hebben, dat 'rire' misschien al duizenden jaren verwant is met 'roar' en 'reren' en dat er ook in de reclamewereld niets nieuws onder de brandende zomerzon is? Ik betwijfel het, maar het driehoekige stukje kaas uit het zilveren wikkeltje smaakt er even lekker om.