Reifel
Onder het afhalen denk ik: "Kijken wat ik er nog van weet". Eén slaboontje neem ik tussen duim en wijsvinger van de linkerhand, in de rechter- heb ik mijn schilmesje, schellemesje. Ik heb de peulvrucht bij zijn kaboutermutsje gepakt, dan hangt het mannetje niet op de kop. Peulenschil, moet met een -n- in het midden volgens de allernieuwste spelling. Een peul is eigenlijk hetzelfde als vroeger een 'puil'. En dat is gelijk aan 'buil'. Dat heeft te maken met 'bol'. En dat is een zwelling. Bol is weer familie van 'boon'; dat is immers het ronde bolletje dat in de peul zit. Bonen puilen soms uit hun peulenschil, als bolle ogen uit een hoofd. Boon of bona of bone, dat is Nedersaksisch weet ik, moet al bekend geweest zijn voor de Indogermaanse tijd, dus duizenden jaren geleden. Veel Germaanse talen kennen dat woord dan ook in een of andere vorm, ik denk aan het Engelse 'bean'.
Dat weet ik dus allemaal nog. Dit zijn bonen zonder draad. Ik merk dat meteen, want het kapje en het steeltje nemen bij hun verwijdering geen rafels mee. Boontje komt om zijn loontje. Hoe zat het daar ook weer mee? In het verleden heb ik bijna alle spreekwoorden en gezegden, verklaard door Dr. F.A. Stoett gekend. Boontje komt om zijn loontje: Als een mens wat verkeerds gedaan heeft, krijgt hij zijn verdiende loon. Deze manier van spreken is ontleend aan het sprookje van Erwt, Boon, Strootje en Kooltje-vuur. Die gingen samen wandelen. Ze kwamen bij een brede sloot, waar ze over moesten. Strootje was een behulpzaam iemand. Hij ging over de sloot liggen. Erwtje en Boontje liepen over de brug, maar door Kooltje-vuur vloog Strootje in brand. Boon moest bij het zien van dat alles zo vreselijk lachen, dat hij uit zijn peulenschil knapte. Zo strafte het kwaad de meester. Ik mag een boon zijn als dit verhaal niet echt is. En hoewel ikzelf helemaal geen heilig boontje ben, vind ik dat het kwade gestraft worden moet. Hé, ben ik nu in de bonen of heb ik hier een boon met heel lange 'reifels'? Reifels, dat is Nedersaksisch, Plat, voor rafels. Wat weet ik daar nog van?
"Gin bonen zonder droad wöör der ginnen met reifels in zit!" Ik weet niet wie die bedacht heeft, maar ik vind het een hele goeie, die je niet moet gaan verklaren. Rafel, reifel, refel, reef. Het zijn allemaal dezelfde losse draden, die aan de bonen in Nederland hangen. In het Fries kennen we 'raffel'. Daarin is duidelijk het grondwoord 'raf' te horen. De rugvinnen van de heilbot, die erg rafelig zijn, worden weleens met de verzamelnaam 'raf' aangeduid. En als ik nu onder het 'bonen-ofhalen' aan verzamelen denk, zie ik ons als jongens weer bonen plukken en die in grote kisten verzamelen. Er waren van die grote ruwe pronkbonen bij, die mijn vader ook verbouwde. Eén keer heb ik "veur sniebonen in 't solt", voor de inmaak dus, een wasteil van die bonen moeten 'ontrafelen'. Toen ze 's winters voor de eerste keer op tafel kwamen, leken het wel "versleten brookspiepen met allemoale reifels"; ze waren niet te eten. Ik had niet anders gedaan dan zo gauw mogelijk kapje en steeltje eraf snijden. Gelukkig wist na zoveel weken niemand meer dat ik ze afgehaald had. Vader wist alleen maar dat hij deze soort bonen niet meer wilde 'zetten'.
Reifel. Veel Plat-praters hebben de neiging ook in het Nederlands de -ei- te spreken in woorden die in die taal -aa- woorden zijn: zaaien - zeien, draaien - dreien, maaien - meien, naaien - neien, waaien - weien. Dat vind ik aardig om te horen. Het streekgebondene blijft zo toch behouden. En of een boon of bone nu rafels of reifels heeft, "derof mot ze". Zo, die zijn afgehaald. Er zit geen reifeltje meer aan. Nu breken, om dat na te gaan!