Kieve
"Met Jan Veerman uut Wieje. Ik wol nog is èven wat bieproaten". En de heer G.J. Veerman uit Wijhe vertelt me op afstand dat hij mij in vervolg op mijn stukjes in de krant nog wat woorden aanreiken wil. Deze zomer heb ik Jan nog gesproken bij ons bezoek aan de Veermans Hof, de vroegere IJsselflora, door Jan eigenhandig als heemtuin in Wijhe gesticht. Vandaar dat die nu Veermans Hof is gedoopt door de stichting, aan welke de heer Veerman de hof overgedragen heeft. Maar zelf is hij er nog dagelijks in te vinden. Als wij, mijn vrouw, Jan en ik op een bankje in zijn Hof van Eden wat uitrusten, vertelt Jan "Gisteren is Bertus nog hier ewest, ook met de fietse". Die Bertus is natuurlijk de heer Van den Bremen uit Deventer, die medewerker is geweest van zijn vrouw Aaltje van den Bremen- Van Vemde, bij de samenstelling van wat ik 'Het Greune Book' noem, het "Woordenboek van het Dialekt van Epe". Bertus en Jan komen beide van de Oost-Veluwe.
Daaraan moet ik denken, terwijl ik onderdoems, ondertussen, de woorden noteer die Jan mij noemt: òfjach (standje, schrobbering), sieuwel (kieskauwer, iemand die met lange tanden eet), weale (sommigen, enkelen), nerig (naarstig, bedrijvig, druk in de weer), voort (dadelijk, meteen, direct). Ik kan er voort de betekenissen achter zetten, want Het Greune Book heb ik al eens goed doorgespit, en ze staan er allemaal in, in de spelling die ik nu noteer, zelfs òfjach met de ò van 'hok' en niet de ó van 'bok'. Ik, kan die woorden niet allemaal verklaren, sieuwel bijvoorbeeld.
Als Jan dan ook opgelegd heeft, maak ik wat notities: sieuwel heeft met kauwen te maken. Ik vermoed dat kauwen zich tot kieuw verhoudt als brouwen tot zijn oude sterke verleden tijd brieuw. Ik denk dat ik er nu ben, want ik vermoed een Friese invloed "an gunne kante van Niessel", aan de andere kant van de IJssel. De Kuinder in het Nedersaksisch is immers de Tjonge, uitspreken tsjonge in het Fries. Ik heb eens een Fries "tsjauwe" horen zeggen in plaats van "kauwen". Als ik zover ben, sta ikzelf weer als jongetje aan de IJssel te vissen. Ik vang een heel klein bleitje, zo'n plat visje. Het angeltje zit achter een van zijn kieuwtjes. De kaakjes gaan open en dicht, de kieuwtjes op en neer. Ja, het lijkt wel een kieskauwer. De kieuw ligt op de kaak. Ik weet dat in het Middelnederlands een cuwe een kieuw of een kaak is, dat in het Oudnoors 'kifa' (uitspraak tsjievaa?) bekend is. Dan denk ik aan onze wangen, waarop ik van een onderwijzer weleens een stevige opvoedende tik gehad heb, maar die onderwijzer raakte ook wel mijn kaken, waar mijn wangen vlezig over zijn getrokken en dat kneep flink door. Wang, in sommige Twentse dialecten 'kiwwe', in het Achterhoeks 'kieve', met een heel lange iee. Dan begin ik spontaan te lachen. Die mooie Achterhoekse uitdrukking schiet me te binnen. Schoonmoeders met gevoel voor humor zullen er ook om lachen kunnen: "Ik kusse lever ne koo op 't geer as mien schoonmoder op de kieve" ofwel "Ik zoen liever een koe op haar uiers dan mijn schoonmoeder op de wang". Het is een gezegde met een heel grote inhoud. Kieve is familie van het sterke werkwoord kijven. Ik zag in een schimmenspel eens twee oude wijven, die met de gezichten naar elkaar toe de kaken voortdurend op en neer bewogen. De bedoeling was duidelijk: de beweging van de 'kieven' of 'keven' toonde duidelijk het 'kijven'. Men hoorde het niet, men zag het. Ook 'keuvelen' doet de 'keven' op en neer bewegen. Keuvelen en 'keef', 'kieve' en 'kieuw' en 'sieuwel' zijn vast familie van elkaar. Meer aantekeningen heb ik niet nodig, anders wordt het herkauwen. In gedachten zie ik in Veermans Hof Bertus en Jan op een bankje zitten, keuvelend over Natuur en Streektaal.