Canadassen
"Trees heeft een Canadees" hoor ik zingen op de radio, als ik de kamer binnenkom. Er blijkt een programma uitgezonden te worden over de meisjes die na de bevrijding de Canadese soldaten afleiding bezorgden in hun zware oorlogswerk. Als ik het liedje hoor, sta ik weer in die straat, waar ik de eerste Canadese soldaat zag, nonchalant leunend tegen zijn jeep. Van hem krijg ik mijn eerste Engelse 'serette' en opnieuw ga ik bij het inhalen van de rook in mijn herinnering bijna tegen de vlakte.
Tot dan kende ik geen Canadezen; wel het bijvoeglijke naamwoord Canadees, afgeleid van Canada. Over dat uitgebreide land met zijn vele talen, onder andere Engels en Frans en de eigen taal van de Indianen en Eskimo's, had ik bij de aardrijkskundelessen veel gehoord van een aardrijkskundeleraar, die er 'mooi' over vertellen kon. De eerste Canadees die ik zag, was zo gebruind, en had zulk glanzend zwart haar, dat het me niets verwonderd zou hebben, als hij gezegd had dat hij Indiaans bloed had. Of misschien had hij wel Eskimo-voorouders. Wie weet.
Deze en de volgende zaken schieten me te binnen, als ik hoor "Trees heeft een Canadees". Ik zie mezelf weer zitten in de vijfde klas van de H.B.S., waar met plantkunde ook allerlei bomen met hun bladsoorten besproken werden, als herhaling voor het eindexamen. Ik hoor weer de stem van onze lerares: "Jongelui, zoek op bladzijde tweehonderd en drieënzeventig van de flora, het hoofdstuk over de populier. Gerrit, lees jij maar eens voor over de Canadapopulier".
En ik lees voor. En in die eerste Canadees zie ik zo'n populier: lang, slank en kegelvormig, wat overhellend in de westenwind, taai, sterk en onverzettelijk.
En dan na de bevrijding. Ik kom in aanraking met het werk van de stoere streekromanschrijver Antoon Coolen, die in het verzet ging, niet tekende voor de Kultuurkamer als lid, wiens hele boekerij door de Duitsers verbrand werd en ik lees zijn "Onder de Canadassen", en ik zie dat de Canadapopulier in het Oost-Brabants 'Canadas' geworden is en het doet me plezier dat Canadas een woord in het dialect is, afkomstig uit Amerika. En toen ik in 1994 door Elshof en langs Wechterholt fietste, zag ik langs de wetering een rij canadassen staan. Daar praat ik later over met een mevrouw, die in 1909 "op d'n Elshof" geboren is en zij vertelt mij: "Oh, wie woond'n door zoo mooi! Prachtige vergezichten, leuke huussies, riejen kadassen lange de wèterig'n".
"Watveur boom'n?" vraag ik. "Kadassen", herhaalt zij.
Als haar vader dat al zei - "Mien vaa had 't altied oaver kadassen" -, dan werd in de negentiende eeuw in een aantal dialecten, waaronder minimaal één Nedersaksisch dialect, de Canadapopulier "Canadas" genoemd, vereenvoudigd tot "Kadas".
Ik denk aan een vriend, die onlangs een tocht door Canada gemaakt heeft, en die mij vertelde dat 'Cannatha' 'plaats van vestiging' betekent en dat het een Indiaans woord is. En ik denk aan de Brabantse Cor Hoppenbrouwers, die net als ik een kranterubriek over dialect verzorgt, en die pas geleden schreef over "Kannidas", wat het Kempische woord voor Canadapopulier is.
Dialectwoorden, gekomen uit een Indiaans woord. Ik kan er enkel stil onder blijven. Over populieren gesproken, ik kan waarschijnlijk geen Canada van een Amerikaan of een Italiaan onderscheiden. Daarom besluit ik de kegelvormige reuzen onder de populieren allemaal "Kadassen", gespeld "Cadassen", te noemen. Dan doe ik en de Indianen en onze bevrijders, de Canadezen recht. En zo herdenk ik, telkens als ik zo'n rij reuzen zie, de bevrijding van Oost- Nederland. Die mag ik nooit vergeten.